“Met elke nieuw geleerde taal, verwerf je een nieuwe ziel.” Zo luidt een oud Tsjechisch spreekwoord. Taal zegt veel over de cultuur van een land – en over het bedrijfs- en het werkleven. Dat is goed zichtbaar bij het Duits en het Nederlands: Wanneer zeemannen en ingenieurs elkaar ontmoeten.
Wat betekent dat precies? Duitse ondernemers denken graag als ingenieurs en zien hun bedrijf als een goed geoliede machine, waarin elke stap precies te voorzien is. Nederlandse ondernemers zien zichzelf eerder als kapitein op een wilde zee – op weg naar nieuwe en onbekende oevers. Daarin ligt de basis van het mentaliteitsverschil tussen Duitsers en Nederlanders: Planning vs. pragmatisme. Een verschil dat zich duidelijk in de talen weerspiegelt.
“We zien wel waar het schip strandt”, zegt de Nederlandse ondernemer met de kalmte van een wereldse handelsreiziger. Hij heeft een grove planning en bekijkt onderweg waar de reis heen gaat. Het onvoorzienbare brengt kansen met zich mee, die hij bij het lichten van het anker nog niet voor ogen had. Voor moedige ondernemers is daarom “geen zee te hoog”.
Juist dat onvoorzienbare is voor zijn Duitse collega een verschrkking. Bij een productielijn draait het om de exacte voorzienbaarheid, de absolute betrouwbaarheid van alle onderdelen – “ein Rad muss ins andere greifen”. Al het onplanbare wordt als een bedreiging ervaren. Wanneer de productie stil komt te liggen kost dat namelijk ongelooflijk veel geld.
Wanneer Duitsers – ondanks alle mentaliteitsverschillen – zaken doen met Nederlanders, dan gaan ze “samen in zee”. Als dat goed gaat, dan “gaat het voor de wind”. In Duitsland daarentegen “läuft es wie geschmiert”. Wanneer er sprake is van een dilemma, zitten de Duitsers “zwischen zwei Stühlen”, Nederlanders hangen daarentegen “tussen wal en schip”. Wanneer de samenwerking niet goed verloopt, is er bij Duitse bedrijven “Sand im Getriebe”. Dreigt er in Nederland een mislukking, dan “ga je het schip in”. Natuurlijk.
Maar wat gebeurt er dan? De Duitse directeur “steht zunächst auf dem Schlauch” en moet daarna eerst “Dampf ablassen” – en vermijden dat nog meer “Fehler am laufenden Band” worden gemaakt. Alle verantwoordelijke medewerkers duiken weg en zijn plotseling alleen nog maar een “kleines Rädchen im Getriebe”, terwijl ze daarvoor “das ganz große Rad gedreht haben”.
In de Nederlandse werkcultuur mogen fouten worden gemaakt, want daar leer je van. Ook de beste professionals kunnen fouten maken, zelfs “een goed zeeman wel eens nat worden”. Misschien heeft hij te veel tijd verspild met “water naar de zee dragen”.
In ieder geval is opruimen in beide landen belangrijk. In Duitsland wordt een grote schoonmaak gehouden, terwijl de Nederlanders “schoon schip maken” – zodat het schip snel weer kan uitvaren. In de haven levert het schip in ieder geval niets op. Daarvoor zijn eerlijke mensen nodig, mensen die “recht door zee” zijn. In het beste geval beschikken ze in Duitsland over “Nerven wie Drahtseile”.
Ze moeten niet te laat komen, want dan “missen ze de boot”. In Duitsland worden ze zelfs – melodramatisch uitgedrukt – door het leven bestraft. Maar Duitsers zijn dankzij hun stiptheid toch altijd op tijd. Behalve wanneer ze met de trein reizen, want die heeft meestal te weinig “Dampf auf dem Kessel”. Maar dat is weer een ander verhaal…
Over de auteur
Frank Wöbbeking is oprichter en directeur van het communicatiebureau mediamixx, dat sinds 25 jaar bruggen tussen Nederland en Duitsland bouwt.