Door de toenemende digitalisering in het bedrijfsleven is niet-plaatsgebonden werken bezig aan een opmars. Dat geldt met name voor mensen die aan de computer werken en via internet ook vanuit huis of vanuit een café kunnen werken. Thuiswerken is in Duitsland echter nog helemaal niet zo populair. Uit cijfers van het Duitse bureau voor de statistiek Statista blijkt dat maar 16 procent van de beroepsbevolking op deze manier werkt.
Volgens een enquête van het Initiatief D21 ligt dat vooral aan het feit dat deze manier van werken natuurlijk niet voor alle beroepsgroepen is weggelegd. Vrachtwagenchauffeurs en leraren kunnen hun werk niet via de laptop doen.
Dat is echter niet de enige reden. Volgens een kwart van de respondenten biedt de werkgever deze vorm van werken helemaal niet aan. Circa een vijfde van de respondenten gaf aan niet geïnteresseerd te zijn in thuiswerken.
In Nederland liggen de zaken anders. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) werkten in 2017 ruim 3 miljoen Nederlanders gewoonlijk of incidenteel thuis. Dat is bijna 37 procent van alle werkenden. In 2013 was dat nog ruim 34 procent. Mannen werken vaker thuis dan vrouwen, maar dit verschil is in de afgelopen jaren wel kleiner geworden. In 2017 werkte 38 procent van de mannen thuis en 35 procent van de vrouwen. In 2013 was dat respectievelijk 37 procent en bijna 32 procent.
Gewoonlijk thuiswerken komt naar verhouding vaak voor onder zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Bovendien nam vooral bij zzp’ers het aandeel vrouwen toe dat gewoonlijk thuiswerkt: van 48 procent in 2013 naar 56 procent in 2017. Daarnaast werkte in 2017 ook van de vrouwen met een vaste arbeidsrelatie in loondienst een groter deel zowel gewoonlijk (9 procent) als incidenteel thuis (28 procent) dan in 2013. In 2013 was dat respectievelijk 6 en 25 procent.