Mensen wisselen vaker van baan en werken korter bij een werkgever. Daardoor bouwen ze bij verschillende werkgevers, en dus bij verschillende pensioenuitvoerders kleinere pensioenen op. Pensioenuitvoerders kopen nu vaak kleine pensioenen af, omdat de administratiekosten voor deze pensioenen in verhouding erg hoog zijn. Bij de afkoop van een klein pensioen krijgen mensen hun pensioenbedrag in 1 keer tussentijds uitbetaald. Dit pensioen hoort dan niet meer bij het pensioen voor later. Met als risico: iemand heeft op zijn pensioenleeftijd niet genoeg pensioen.
De regels die per 1 januari 2019 gelden zijn:
Kleine pensioenen:
Pensioenuitvoerders, zoals een pensioenfonds of verzekeraar, mogen kleine pensioenen niet meer afkopen. Dit betekent dat zij kleine pensioenbedragen niet mogen uitbetalen aan iemand die nog niet met pensioen is. Daarnaast kunnen pensioenuitvoerders kleine pensioenen voortaan samenvoegen. En onderbrengen bij de pensioenuitvoerder, waar iemand op dat moment zijn pensioen opbouwt. Zij kunnen het ook laten staan als klein pensioen. Bij kleine pensioenen gaat het om pensioenbedragen van meer dan € 2,- en minder dan € 474,11 bruto per jaar.
Heel kleine pensioenen:
Heel kleine pensioenen komen te vervallen. Dit betekent dat pensioenuitvoerders deze pensioenbedragen niet meer hoeven uit te betalen. Bij heel kleine pensioenen gaat het om pensioenbedragen van maximaal € 2,- bruto per jaar.