In twaalf beroepen zal in Duitsland de meestertitel worden ingevoerd, onder andere voor tegelzetters, dekvloerleggers en parketleggers, orgelbouwers en decorateurs. Voor bestaande bedrijven die geen meester hebben wordt een uitzondering gemaakt.
Een beroep moet een meester in dienst hebben als het om gevaarlijke beroepen gaat of als het gaat om gereglementeerde beroepen als de veiligheid van mens en gezondheid in gevaar is. In Duitsland kan de meestertitel ook worden ingevoerd om het cultureel erfgoed te beschermen. Ingangsdatum van de nieuwe regeling is naar alle waarschijnlijkheid 1 januari 2020.
Doel: versterken van de vakbekwaamheid
Het wetsontwerp dat nu is ingediend om het beroepsbeeld en ook de praktische uitoefening van het beroep zich sinds 2003 verder ontwikkeld en veranderd hebben. In 2003 was een wijziging ingevoerd om een aantal beroepen meestervrij te maken. De herinvoering van de meestertitel moet er voor zorgen dat de vakbekwaamheid in deze beroepen toeneemt. De regeling wordt na 5 jaar geëvalueerd.
De voorwaarde voor de meestertitel wordt voor de volgende beroepen ingevoerd:
- Tegelzetter
- Fabriceren van beton- en terazzotegels
- Dekvloerlegger
- Vaten- en apparatenbouwer
- Parketlegger
- Rolluiken en zonneschermmaker
- Draaier en houten speelgoedmaker
- Kuiper
- Decorateur en meubelstoffeerder
- Glasschilder
- Orgelbouwer
- Borden- en lichtreclamemaker
Een zelfstandige onderneming voldoet aan de voorwaarden als een bedrijfsleider of eigenaar is aangemeld bij de Handwerkskammer in de zogenaamde Handwerksrolle. Een voorwaarde hierbij is dat deze de meestertitel heeft of op andere gronden dit beroep mag uitoefenen. Dit geldt met name voor Nederlandse zelfstandigen die van de Kamer van Koophandel een EU-verklaring hebben gekregen en zich voor een opdracht hebben ingeschreven bij de Handwerkskammer.
Bedrijven die dit beroep in Duitsland al uitoefenen hoeven niet aan de nieuwe voorwaarden te voldoen.
Meer informatie over ambachtsberoepen in Duitsland vindt u hier.