nijmegen, 23-9-2016, foto serge ligtenberg, Hedi Claahsen

Duitse met een warm hart voor Nederland

Dr. Hedi Claahsen woont in het Duitse Kranenburg en begon eind jaren tachtig aan een studie geneeskunde in Nijmegen – om er nooit meer weg te gaan. Nu is ze kinderarts-endocrinoloog in het Radboudumc in Nijmegen. Hoe verliep de stap over de grens? En waarom bevalt het haar zo goed in Nederland?  

Hoe ziet je loopbaan in Nederland eruit? Heb je ook in Duitsland gewerkt?

“In 1989 ging ik in Nijmegen geneeskunde studeren. In 1996 heb ik mijn studie afgerond en ben ik als arts-assistent kindergeneeskunde begonnen in het Radboudumc. Daarna heb ik meerdere (vervolg)opleidingen gedaan. In 2002 ben ik kinderarts geworden, en vervolgens kinderarts-endocrinoloog. In 2007 promoveerde ik en sindsdien ben ik staflid in het Radboudumc Amalia Kinderziekenhuis.”

“Ik heb echter ook in Duitsland gewerkt: voordat ik de stap naar Nijmegen maakte, had ik een baan als kinderverpleegkundige in Kleve.”

Wat was voor jou de reden om in Nederland te gaan werken?

“Ik studeerde al met veel plezier in Nederland en kreeg na mijn studie al vrij snel een baan in het Radboudumc. Ik kreeg de kans om in een academisch ziekenhuis mijn eerste stappen als arts te zetten en dit beviel me erg goed. Daarnaast ligt Nijmegen dicht bij onze woonplaats Kranenburg. Dat is heel praktisch, en maakte het gemakkelijker voor ons gezin.”

Wat zijn volgens jou de grootste verschillen tussen beide landen op de werkvloer?

“De communicatie en omgang met collega’s en patiënten is in Nederland heel anders dan in Duitsland. Er wordt in Nederland vrij ongecompliceerd met elkaar omgegaan en gecommuniceerd. Dat geldt ook voor de relatie met leidinggevenden. Daarnaast vind je in Nederland minder duidelijke hiërarchische structuren dan in Duitsland. Bovendien zie ik grote verschillen in de manier waarop vergaderingen in Nederland en Duitsland georganiseerd worden, en hoe deze verlopen. In Nederland wordt veel vergaderd, en wordt naar de mening van elke betrokkene gevraagd. De sfeer ervaar ik als veilig en open.”

“Wat naar mijn mening ook kenmerkend is voor in ieder geval het Radboudumc, maar ook voor Nederland, is de mate van digitalisering in het bedrijfsleven en de samenleving. Wij hebben in het Radboudumc bijvoorbeeld een goed werkend digitaal patiëntendossier dat we ook delen met de patiënt (mijnRadboud). Daarnaast kunnen we via digitale media eenvoudig met collega’s, ouders van patiënten en patiënten zelf communiceren. Dat verloopt via een streng beveiligd systeem. Hierdoor kunnen we gemakkelijk alle informatie met de ouders en eventueel de patiënt delen.”

Wat zijn volgens jou de grootste voordelen van beide landen?

“Inmiddels heb ik ook met mijn Duitse collega’s een zeer goed netwerk opgebouwd, en aan hen waardeer ik de Duitse grondigheid en de beleefde omgangsvormen. Nederlanders kunnen erg direct zijn… Maar dan weet je ook waar je aan toe bent.”

Werden er bepaalde diploma’s of kwalificaties van je verwacht voordat je in Nederland aan de slag kon?

“Voordat ik met mijn studie geneeskunde kon beginnen, moest ik een eenjarige cursus natuur- en scheikunde doen. Deze werd door de universiteit aangeboden. Daarnaast heb ik een taalcursus moeten doen. Verdere benodigde kwalificaties heb ik tijdens mijn studie verworven.”

Waren er nog andere obstakels die uit de weg geruimd moesten worden?

“Het Nederlandse zorgstelsel vond ik in het begin nogal ingewikkeld, omdat de regels voor mij niet altijd even duidelijk waren. Het Nederlandse gezondheidssysteem bestaat uit zorg op drie niveaus: de primaire zorg (de huisarts), de secundaire zorg (de regionale zorg) en de tertiaire zorg (de academische zorg). De huisarts heeft een filterfunctie, hij is een soort poortwachter; hij verwijst de patiënt door naar de betreffende specialist. De patiënt kan dus niet zelf een afspraak maken bij de specialist. In Duitsland kan dit over het algemeen nog wel.”

“Een tweede obstakel betreft de DigiD. In Nederland verloopt vrijwel alle officiële communicatie en dienstverlening via deze DigiD. Dat is erg praktisch, aangezien vrijwel alles in Nederland gedigitaliseerd is. Je hebt meteen al je gegevens bij elkaar. Als niet-Nederlandse kom je echter pas vanaf eind 2020 in aanmerking voor een eigen DigiD. Dat zorgt toch wel regelmatig voor wat extra geregel.”

In hoeverre hindert de grens je in het dagelijks leven?

“Ik ervaar geen directe obstakels in het dagelijks leven. Dankzij de nieuwe Europese regels op het gebied van dataroaming verloopt een oproepdienst nu gemakkelijker dan voorheen. Ons gezin heeft via mij een zorgverzekering in Nederland. Aanvankelijk gaf dit nog wel eens problemen. Nu is dit beter georganiseerd: de zorgverzekeraars hebben inmiddels meer kennis op dit gebied.”

“Wat wel even problemen opleverde, waren de opleidingen van mijn kinderen in Nederland. Pas na veel research kwam ik erachter dat onze kinderen door mijn baan in Nederland recht hadden op een ov-jaarkaart en een tegemoetkoming in de ziektekosten. Ik heb heel wat heen en weer moeten mailen om hier achter te komen.”

Tot slot: wil je in de toekomst in Nederland blijven werken, of zou je toch graag weer naar Duitsland gaan?

“Ik heb in het Radboudumc de mogelijkheid om klinische zorg, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek optimaal met elkaar te combineren. Dat bevalt mij erg goed. Ik krijg in het Radboudumc de kans om innovatieve ideeën te realiseren. Zo heb ik net samen met collega’s een nieuwe genderkliniek geopend voor transgender kinderen en jongeren. Dit is weer een nieuwe uitdaging. Ik weet daarom zeker dat ik ook in de toekomst in Nederland zal blijven werken!”