Van fouten kun je leren

“De open Nederlandse foutencultuur zorgt ervoor dat je op tijd kunt bijsturen als er iets mis dreigt te gaan.“ Dat is de ervaring van Oliver Laubrock, die sinds 2010 als docent op de Fontys Hogeschool in Venlo werkt. Laubrock, uit Kleve afkomstig, kwam via enkele omwegen in de onderwijswereld terecht – en zit daar helemaal op zijn plek. Voorheen werkte hij in de Duitse regio Nederrijn als belastingadviseur en advocaat.

De gouden tip kreeg hij van een goede vriend die ook op de Fontys Hogeschool werkt: er werd gezocht naar een docent ‘International Finance & Control’. “De baan klonk interessant en daarom heb ik toen als zijinstromer gesolliciteerd”, kijkt Oliver Laubrock terug. Tijdens het sollicitatieproces kon hij profiteren van een typisch cultuurverschil tussen Nederland en Duitsland: “Niemand was geïnteresseerd in mijn cijferlijst. Doorslaggevend was mijn werkervaring. Dat zou in Duitsland niet zo gaan – vooral omdat ik geen didactische achtergrond heb.”

Zo werd de Kleefse advocaat en belastingadviseur na twaalf jaar docent aan de Fontys Hogeschool in Venlo. Van deze stap heeft hij nog steeds geen spijt. “Na een jaar proeftijd kreeg ik een vaste aanstelling.” Enige voorwaarde: “Ik moest binnen twee jaar mijn onderwijsbevoegdheid halen.”

Vrij en collegiaal

Wat zijn zijn ervaringen na negen jaar? Hoe ziet het werken in beide landen eruit? “Aan de Fontys werken we heel vrij en vooral collegiaal. We krijgen geen beslissingen van bovenaf opgelegd, maar nemen binnen het team besluiten. Wanneer er problemen ontstaan, lossen we die samen op.”

Het grote verschil: “In Duitsland vindt iedereen zijn of haar competenties heel belangrijk. Naar buiten toe durft niemand zich bloot te geven, problemen worden niet aangesproken. Wanneer je er echt niet meer omheen kunt, wordt er een schuldige gezocht. In Nederland worden moeilijkheden eerder open aangesproken, zodat je op tijd kunt bijsturen als er iets mis dreigt te gaan. Overigens moeten ook de studenten hier dat leren. Vooral voor de Duitsers is dat nieuw. Ze moeten leren om zichzelf te evalueren. Het wordt meer gewaardeerd wanneer iemand inziet dat hij of zij een fout heeft gemaakt en daarvan leert, dan wanneer je altijd maar zegt dat alles goed gaat.”

Praktijk vs. theorie

Inhoudelijk waardeert Laubrock dat de opleiding zo praktijkgericht is. De studenten gaan op bezoek bij bedrijven, ontwikkelen ondernemingsplannen en doen mee aan de zogenaamde ‘Start-up-Factory’. Ze moeten verplicht twee stages lopen, zodat ze zes maanden in een bedrijf doorbrengen en er de dagelijkse gang van zaken leren kennen. “Eén van mijn taken is de begeleiding van studenten. Het is elke keer weer mooi om te zien hoe ze zich ontwikkelen tot professionals. Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor het continue up-to-date houden van de lesstof. Het bedrijfsleven verandert razendsnel – die veranderingen moet men terug kunnen zien in onze opleidingen.”

Praktijkgerichtheid, openheid en teamwork: Oliver Laubrock heeft in Nederland zijn ideale baan gevonden. “Ik ben niet van plan om weer terug naar Duitsland te gaan.” Administratief gezien was het negen jaar geleden echter niet zo gemakkelijk om in Nederland te gaan werken: “Ik had toen graag een GrensInfoPunt ter ondersteuning gehad.” Tegenwoordig zou de switch naar het buurland ongetwijfeld gemakkelijker zijn geweest.

De taal is aan de Fontys overigens geen belemmering. “Mijn opleiding is Duitstalig, 98 procent van de studenten komt uit Duitsland – net als veel collega’s. Tijdens vergaderingen met de andere docenten ontstaat een creatieve Nederlands-Duitse mix. Dat komt natuurlijk niet ten goede aan mijn kennis van het Nederlands.” Maar in deze werkcultuur begrijpt men elkaar toch wel…